De laatste weken word ik nogal eens overspoelt door een gevoel van nostalgie. Na lui gegoogle (de eerste pagina die ik tegenkom) kom ik erachter dat dit terugkerend fenomeen wordt aangeduid met de term Nostalgia, een ziektebeeld. Althans zo werd er vroeger naar gekeken (en daar kunnen we dan wel weer de ironie van inzien). Het is te vergelijken met heimwee naar vroegere tijden, een hang naar het herkenbare.
Hoe uit zich dat in mijn geval? De jaren ’90 popcultuur! Een tijd waar ik met veel plezier op terugkijk. En misschien dat de cultuur er niet eens zoveel te maken mee heeft, maar helpt het ook dat ik een hele leuke en probleemloze jeugd heb gehad, wat ik dan weer aan die cultuur verbind. Jaren ’90, waar hebben we het dan over? Flippo’s (deed ik zelf weinig mee, maar was wel een dingetje), de Tamagotchi (zelfde verhaal), Kindernet (groot fan) en dan af en toe zappen naar Telekids (minder groot fan, sorry Carlo en Irene, maar het was te veel entertainment, te weinig tekenfilms), Tellsell (waarvan de betekenis van het woord me nu pas te binnenschiet: praten en verkopen, maar ook vooral veel mensen om je heen verzamelen die enthousiast reageren met die ene zeurderige ‘herkenbare’ criticus wiens hart en portemonnee aan het einde van de uitzending toch wordt veroverd: “Ik bestel er twee!”) omdat Kindernet nog niet was begonnen en uitslapen in die leeftijdscategorie nog geen enkele waarde heeft en voetballen op de basisschool (voor tijdens en na).
Nu hebben we allemaal zo onze herinneringen aan onze jeugd en zijn het leuke gespreksonderwerpen om met generatiegenoten tijdens verjaardagen en feestjes (wat overigens twee totaal verschillende zaken zijn naar mijn mening) te converseren. Maar wat ik de laatste tijd ervaar is toch bijna een soort ziekelijke (is het ziekelijk?) drang om YouTube en Google af te struinen naar dingen die in het verleden liggen. Zo ben ik films aan het terugkijken die ik vroeger heb gezien, ga ik me verdiepen in tekenfilms die ik toentertijd keek (letterlijke hele Wikipedia’s met achtergrondinformatie) en luister ik muziek van toen (ja, ook de slechte muziek). Met betrekking tot dat laatste, denk dan aan bijv. de Spice Girls. Muziek waar ik absoluut geen fan van was (al moet eerlijk bekennen, het had wel een lekker deuntje), maar dat me wel terugslingert naar die prettige jeugdgevoelens.
En misschien is dat het wel, de jeugdgevoelens. Van lekker kunnen voetballen op school tot aan: “Dus nu is het opeens vakantie?” (wist jij veel, je had nog geen agenda al merkte je het wel enigszins aan de juffen en de meesters). Als ik het moet benoemen is het voornamelijk het gevoel van onbezorgdheid (en die tijd van onbezorgdheid gaat voorbij. GTST, soaps, nog zoiets). Man, man, man. Je ging naar school, wat nogmaals in mijn jeugd voornamelijk bestond uit voetballen, en tussendoor had je dan af en toe taal en rekenen. Behalve als het knikker of trendseizoen was (het knikkerseizoen kwam altijd terug, het trendseizoen overigens ook, maar dat was dan uiteraard verbonden aan de trend die er dan op dat moment speelde).
Knikkerseizoen was voor mij overigens een raadsel. Opeens was het er. Wie bepaalde dit? (overigens stelde je dit soort vragen niet, je ging er gewoon in mee) En ook was ik nog zo wereldvreemd dat ik me altijd afvroeg: waar komen al die knikkers vandaan? Of eigenlijk: waarom hadden sommige bonken (van die grote knikkers) en olie’s en parels (ja, die waren mooi hè, die olie en parelkleur-achtigen) in plaats van de doorsnee knikker (zo’n glazen ding met een gekleurde draaier erin, bij gebrek aan een beter woord, draaier, tjah)? Die doorsnee knikker daar had ik er wel een paar van thuis, waren nog van m’n ouders geweest. Antiek. Ik dacht dat al die andere kinderen aan grote onprofessionele illegale straatwedstrijden meededen buiten het schoolplein om. Nouja, niet illegaal, maar wist ik veel wat dat woord betekende. Er speelde zich iets af in een andere wereld en de volgende dag kwamen ze op het schoolplein met nog meer knikkers, en dan die van de hiervoor genoemde mooie soort. Nou, die kun je dus kopen, kwam ik later achter, maar een consument was ik toen nog niet, dus little did I know.
Ik was overigens het soort kind dat voornamelijk keek. Met knikkeren. Ik kende de regels niet (had ook de knikkers niet trouwens) en vond het eigenlijk maar een beetje eng. Ik was wel een helper, maar nu ik er zo achteraf op terugkijk zou een aaseter een beter woord zijn. Ik was een van die kids die gingen helpen met knikkers verzamelen. Ja, want laten we eerlijk wezen, d’r zat natuurlijk wel een vorm van hiërarchie in. Je had degenen met de knikkers die wonnen (hoog in de rangorde), je had degene met de knikkers die verloren (actieve participanten, meedoen is belangrijker dan winnen?) en je had dan dus, de aaseters, of de aasgieren. Ik dus. Ging zo’n hoge pief aan de ene kant van het schoolplein op de grond liggen met een mooie bonk voor zich, gingen de anderen aan de andere kant van het schoolplein met knikkers gooien in de hoop die bonk te raken en mee naar huis te kunnen nemen (en daar zaten ook nog allerlei regels met bijbehorende terminologie aan vast) en dan was ik er met een stel anderen die achter de hoge pief bezig waren om knikkers die voorbij waren geschoten te verzamelen en bij hem (of haar, maar vaker was het een hem) in te leveren. En dan werd je uitbetaald, voor je tijd en moeite, in knikkers. Ik zal niet ontkennen dat er af en toe op voorhand al een knikkertje links en rechts in de zak van een aasgier verdween, en zo was het eigenlijk net als hoe de echte wereld werkt.
Maar al met al dus mooie tijden, met dus die onbezorgdheid. Zat je in groep vier dan ging je vanzelf wel een keer naar groep vijf. Zat je in groep vijf, dan wist je: groep zes, gaat er een keer aankomen. Maar dat is pas over een jaar, wat op dat moment toch nog zo’n twaalfenhalf procent boven op je tijd van leven bedroeg. Geen idee, dat is toekomst, en dat ligt in de toekomst. En nu levend in die toekomst neem ik het mezelf niet kwalijk. Dat ik af en toe wil ontsnappen. En terug wil. Dan maar ziek. Dan maar Nostalgia.
Gisteravond trouwens Space Jam weer eens bekeken (weet u nog, Michael Jordan, Looney Tunes). De film duurt nog geen eens anderhalf uur, maar wie zat daar tot midden in de nacht meer dan drie uur lang Wikipedia, Google en YouTube af te struinen om context te geven aan wat hij net had gezien? (om vervolgens in een spinnenweb van nostalgische gedachten verzeild te raken, op zoek naar z’n verleden) Niemand. Er was slechts een jongetje, die helemaal niet bezig was met het verleden. Een jongetje dat weer even daar was, in z’n eigen tijd, op de plek waar hij op dat moment thuishoorde. Onbezorgd. Met geen idee wanneer het weer vakantie zou zijn, en zich daarbij ook geen zorgen maakte of er ooit weer vakantie zou komen. Want, ja, het leven had je simpelweg nog niet besmet met Nostalgia.
En niet om nu meteen nostalgisch te doen, maar ik heb zo het gevoel dat we nog wel weer eens terug gaan komen op dit onderwerp.
Met de vriendelijke groeten, uit Pluskut.